“Ik heb vooral geleerd hoe nutteloos oorlog is”

Maurits De Keyzer (85) maakte als tiener de Tweede Wereldoorlog mee

“Ik heb vooral geleerd hoe nutteloos oorlog is”

Vanuit zijn huis op de Tervuursesteenweg in Leefdaal zag Maurits De Keyzer (85) als 13-jarige de oorlog voorbijrijden. Niet alleen Duitse soldaten, maar ook de geallieerde Engelse en Amerikaanse troepen en een heleboel oorlogsvliegtuigen, die opstegen in Melsbroek en richting Duitsland vlogen.

“Er zijn Engelsen en Duitsers ons een paar jaar na de oorlog komen terugzoeken om ons te be­danken.” Maurits De Keyzer was net geen 14 jaar toen de oorlog begon en woonde op een drukke weg in een boerderij. Duitsers, collaborateurs en Engelsen hebben er tijdens de oorlog verbleven. “Tegenwerken was geen optie.”

“Als ik vandaag op televisie vluchtende mensen uit derdewereldlanden zie, moet ik terugdenken aan het begin van de oorlog bij ons. De steenweg werd voor drie dagen gevuld met mensen die karren, kinderwagens en kruiwagens gebruikten om al hun bezittingen veilig te stellen voor de invallende Duitsers. Wij bleven thuis omdat we nog geen gevaar zagen, maar niet veel later lag er voor onze deur een omgevallen vrachtwagen met goederen voor Duitse soldaten op straat. Omdat wij een grote schuur hadden, brachten die mannen hun lading bij ons binnen. Wij moesten buiten helpen dingen inladen en hebben daar toen nog veel vlees en paté in blik van gestolen. Maar toen we terug ons huis binnen gingen, hadden een tiental mensen zich verstopt in ons huis, allemaal verstijfd van de schrik. Eentje lag enorm te snikken van de angst, mijn moeder gaf hem water.”

“Niet veel later kwam de politie ons waarschuwen voor spionnen. Dat we onze deuren en ramen moesten sluiten. Mijn vader vertelde dat zijn huis al vol zat met zulke mensen, en de agent zei dat we hen een stamp onder hun voeten moesten geven. Maar mijn vader durfde niet, uit vrees voor represailles. Hij vond dat dit een taak van de politie was en liet de spionnen (zowel de Belgen als de Duitsers) gaan. Enkele jaren later is die heel angstige spion teruggekeerd om mijn moeder te bedanken. Als mijn vader die jongens toen een paar stampen had gegeven, was hun terugkomst misschien heel anders geweest.”

Duitsers delen chocolade uit en stelen auto’s

Wijzelf zijn gevlucht toen de pastoor iedereen kwam waarschuwen. Dat was de dag nadat de spionnen hier waren geweest. Er waren ook al enkele bombardementen geweest, waarbij een dode gevallen was.”

"Hier lag het vol met Duitse spionnen"

Maurits trok met zijn ouders te voet naar Dilbeek, een nacht lang stappen. Daar kwam Maurits voor het eerst een echte Duitse soldaat in uniform tegen. “Hij leek me niet zo gruwelijk als ik mij had voorgesteld. Meer nog, hij lachte en deelde chocolade uit. In Dilbeek namen soldaten onze auto af. De Duitsers reden vooral met paarden en waren veel minder goed uitgerust dan de Engelsen. Ze zagen onze auto en we moesten die direct afgeven. We kregen een kleinere, Duitse auto in de plaats. Ik heb nog veel geweend om die auto, omdat ik hem twee weken lang in veel verschillende kleuren geverfd had.”

“Na acht dagen onderduiken in Dilbeek gingen we terug naar huis. Onze familie moest een percentage van de oogst van de boerderij afstaan aan de Duitsers. Later hebben ook Engelsen een week bij ons Kerstmis en Nieuwjaar gevierd. Dat waren echte zwijnen. Ze kwamen net terug van het front en moesten er na Nieuwjaar opnieuw naartoe. Sommigen hadden in de gevangenis gezeten, ze waren heel de dag dronken en maakten veel lawaai.”

Zwarte burgemeester

“De oorlog hield me niet dagelijks bezig. Ik was jong, ging naar een park of naar de cinema. Het waren wel altijd Duitse films die we konden zien, met eerst een erg pro-Duitsland reclamefilmpje. Maar toch waren er mensen in ons dorp die zich lieten betrekken bij de oorlog.”

“Clement Ronsmans was burgemeester van Leefdaal geworden in 1942 en had onmiddellijk een lijstje van zeven politieke tegenstanders gemaakt die naar Breendonk gestuurd werden. Hij wandelde zelfs mee met de Gestapo en wees hun huizen aan. Volgens mij was hij een van de ergste burgemeesters van België,” vindt Maurits.

“Hij droeg een Duitse blauwe jas en verkondigde de nazigedachte. De witte brigade (de “rebellen”) pleegde eens een aanslag op hem maar hijzelf kon ook een van de mannen in de schouder verwonden, waarop de witte brigade vluchtte. Later heeft de burgemeester een lijstje gemaakt van maar liefst zestig mensen die mogelijk bij de aanslag betrokken waren. Zelfs mijn nonkel stond erbij. Maar voor dat lijstje doorgegeven kon worden aan de Gestapo, waren de Engelsen al hier om hem te verjagen.”

“De burgemeester is daarna opgepakt en kreeg levenslang, maar ik heb gehoord dat hij na twintig jaar alweer vrij was. Ook de hoofdonderwijzer van mijn school heeft een van de beste leerkrachten die ik had, naar Breendonk gestuurd.”

“Wat ik vooral geleerd heb tijdens de oorlog, is het nutteloze ervan. We kregen mensen over de vloer de we totaal niet kenden, maar die we meteen als “goede” of “slechte” bekeken. Dus probeerden wij goed te doen voor iedereen, zodat we niet gewroken konden worden. Wij zagen ook constant groepen vliegtuigen heen en weer vliegen, soms hele dagen. Vaak wel vijftig vliegtuigen tegelijk. Die dropten ook maar bommen op plaatsen en stukken cultuur die ze niet kenden.”

Leave a comment